In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe een driver op de geselecteerde computer wordt geïnstalleerd.
Controleer of de printer, fax en scanner zijn voorbereid en of de configuratie van de netwerkomgeving is voltooid voordat u deze documentatie doorneemt. Als de configuratie van de netwerkomgeving nog niet is voltooid, raadpleeg dan de klantdocumentatie en rond de configuratie af.
Met het driver-installatieprogramma kan een printer gemakkelijk worden geïnstalleerd voor de geselecteerde computer. In dit onderdeel wordt de systeemomgeving beschreven die is vereist voor het toevoegen van een printer met behulp van het driver-installatieprogramma.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor het afdrukken vanaf een computer naar printers die zijn verbonden met het netwerk via TCP/IP (LPD, Port9100).
Meerdere printers kunnen tegelijkertijd aan het systeem worden toegevoegd. Printers die via TCP/IP (LPD, Port9100) zijn verbonden met hetzelfde subnet als de geselecteerde computer zullen automatisch worden gezocht. Alle gevonden printers kunnen worden toegevoegd.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor het afdrukken vanaf een computer naar een printer die is verbonden met het netwerk via TCP/IP (LPD, Port9100).
Printers worden één voor één gespecificeerd en toegevoegd. Bij deze configuratie kan worden afgedrukt naar een printer die met een willekeurig subnet is verbonden via TCP/IP (LPD, Port9100).
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor afdrukken vanaf een computer naar een printer die is aangesloten via het Microsoft Windows-netwerk.
De printer, de poort, en het drivertype worden geselecteerd en er wordt één printer tegelijk toegevoegd.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor afdrukken vanaf een computer naar een gedeelde printer onder Windows NT 4.0, Windows 2000/XP of Windows Server 2003.
De printer, de poort, en het drivertype worden geselecteerd en er wordt één printer tegelijk toegevoegd.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor afdrukken vanaf een computer naar een gedeelde printer op een NetWare-server.
De printer, de poort, en het drivertype worden geselecteerd en er wordt één printer tegelijk toegevoegd.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor afdrukken vanaf een computer naar een netwerkprinter die is aangesloten via een bestaande poort.
In dit onderdeel wordt beschreven welke instellingen moeten worden opgegeven voor afdrukken vanaf een computer met Windows Me/2000/XP of Windows Server 2003 als besturingssysteem naar een printer die is aangesloten via het Internet Printing Protocol (IPP).
In dit onderdeel wordt beschreven hoe kan worden afgedrukt naar een printer die lokaal is aangesloten via de parallelle poort.
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven voor afdrukken vanaf een computer met Windows 98SE/Me/2000/XP of Windows Server 2003 als besturingssysteem naar een printer die is aangesloten via de USB-poort.
In dit onderdeel wordt beschreven hoe de printerdriver die is geïnstalleerd op de computer kan worden bijgewerkt naar de meest recente driverversie.
In dit onderdeel wordt beschreven hoe de printerdriver die is geïnstalleerd op de geselecteerde computer kan worden verwijderd. Alle driverbestanden en het driverpictogram worden dan verwijderd.
In dit onderdeel wordt beschreven hoe het printerpictogram voor een geïnstalleerde printerdriver kan worden verwijderd.
In dit onderdeel wordt beschreven hoe de scandriver en de "Mailbox Viewer2" worden geïnstalleerd, zodat de de scanfunctie kan worden gebruikt.
Met de "Mailbox Viewer2" en scandriver kunt u gescande documenten en ontvangen faxen lokaal op de geselecteerde computer opslaan.